De doofstomme Hendrick Avercamp
Hendrick Avercamp (1585-1634) is geboren in Amsterdam, maar verhuisde op éénjarige leeftijd al naar Kampen, waar hij ‘de Stomme van Kampen’ genoemd werd omdat hij doofstom was. Hij was de zoon van een apotheker en zijn moeder was de dochter van de geleerde Petrus Meerhoutanus. Zijn moeder heeft hem al op jonge leeftijd leren schrijven, zodat hij met anderen kon communiceren. Zijn gevoelens kon hij echter beter uiten met tekenen.

Op 12-jarige leeftijd kreeg Avercamp zijn eerste tekenlessen van een arme tekenleraar uit Kampen. Toen zijn leraar, net als zijn vader en zijn broer, tijdens de pestplaag in 1602 overleed, besloot de jonge tekenaar naar een oom van moederskant in Amsterdam te verhuizen om zich daar te bekwamen in de schilderkunst. Hij specialiseerde zich in het schilderen van winterlandschappen. Daarin werd hij beïnvloed door de Vlaamse School.
Vanaf zijn 18e was hij in de leer bij de schilder David Vinckboons (1576-1633) uit Mechelen, die als zoveel Vlamingen naar het noorden was gevlucht vanwege de geloofsoorlogen met de Spanjaarden. Vinckboons had op zijn beurt weer les gehad van de schilder Pieter Bruegel de Oude (1525-1569). De rijke traditie van de Vlaamse schilderkunst werd voortgezet in de landschappen, boerenkermissen en ijsgezichten van Vinckboons en overgedragen op Avercamp die zich nog verder ontwikkelde onder leiding van de Deense Pieter Isaacsz (1569-1525). Zijn voorliefde lag echter bij schaatsende wintertaferelen. Een voorbeeld hiervan is IJsvermaak (?). Hij maakte zijn schetsen in de winterperiode, die hij later uitwerkte. In 1607 ging hij terug naar Kampen waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.

De reden dat hij erg van het winterlandschap hield kwam waarschijnlijk voort uit zijn jeugd, waarin hij altijd ging schaatsen met zijn ouders. Omdat hij doof was leefde hij in zijn eigen wereldje, en droomde van de heerlijke en gelukkige tijd op het ijs. Het laatste kwart van de 16e eeuw, was een van de koudste periodes van de Kleine IJstijd.

De Vlaamse schildertraditie komt vooral tot uitdrukking in Avercamps vroege werk. Dit sluit aan bij de landschappen van Pieter Bruegel de Oude. Avercamp schilderde landschappen met een hoge horizon en veel figuren die ergens mee bezig zijn. Een voorbeeld is Wintertaferelen in een dorp (?). De schilderijen zijn vertellend geschilderd, met veel anekdotes. Hij verwerkte in zijn schilderij ondeugende details, zoals een vrijend paartje, blote achterwerken en een plassend mannetje.

Avercamp gebruikte de schildertechniek van het atmosferisch perspectief. Er wordt diepte gesuggereerd door gebruik van donkere kleuren en vervagingen in de verte. Een voorbeeld hiervan is Winterlandschap met schaatsenrijders (1620). Tevens zakte de horizon geleidelijk naar beneden in het kader, waardoor steeds meer lucht te zien is. Verder gebruikt hij een repoussoir, waarbij vóór in het schilderij voorwerpen worden geschilderd, bijvoorbeeld bomen of een boot, waarmee de indruk van diepte in het schilderij versterkt wordt.
Avercamp heeft ook wel schilderijen gemaakt van vee en zeegezichten, maar zijn liefhebberij was toch wel het winterlandschap, waarmee hij tot ver in het buitenland bekend werd. Het laatste voorbeeld is IJsgezicht van jager die een otter toont (1625).

In 1634 op 49-jarige leeftijd is Avercamp overleden in zijn geliefde Kampen.
Mary van Loon