De uitbundige Frans Hals

Frans Hals (1582-1666) is geboren in Antwerpen als zoon van de lakenkoopman Franchois Franszoon Hals en zijn tweede vrouw Adriaentje van Geertenryck. In 1586 verhuisde de familie naar Haarlem, zoals zoveel gevluchte Vlaamse migrantenfamilies in die tijd, evenals de Franse hugenoten en de joden. Zij leverden met hun kennis en vermogen een belangrijke bijdrage aan de Hollandse Gouden Eeuw.

Zelfportret

Als leerling heeft hij les gehad van de Haarlemse Carel van Mander. Hoelang en wanneer is niet bekend. Wel weten we dat hij in 1610 lid is geworden van het Haarlemse Sint Lucasgilde, zodat hij een eigen atelier kon oprichten. Hij heeft diverse leerlingen gehad, zoals o.a. zijn broer Dirck Hals en 5 of 6 van zijn zonen, maar ook Adriaen van Ostade, Adriaen Brouwer en Dirck van Delen.

Frans Hals is tweemaal getrouwd geweest. Rond 1610 met Anneke Harmensdochter en in 1617 met Lysbeth Reyniers. Hij heeft met hen maar liefst 15 kinderen gekregen.

In het begin heeft Frans Hals zich veel laten inspireren door de Vlaamse schilders Peter Paul Rubens en Antoon van Dyck, maar ook door de Caravaggisten. Later is hij veel losser gaan schilderen. Hij had een vlugge, losse penseelstreek en werkte niet alles tot in detail uit. Maar hij werkte wel op de ambachtelijk manier, met een grisaille en meerdere lagen olieverf. Dat is uit diverse onderzoeken gebleken. Al lijkt het of hij de verf er zo met een penseel alla prima opgezwierd heeft. Hij heeft in zijn leven ongeveer 240 schilderijen gemaakt.

Afbeeldingsresultaat voor Frans Hals
Het feestmaal van de officieren van het Kloveniersgilde

Frans Hals heeft maar liefst 12 jaar gediend bij de Haarlemse schutters en schilderde wellicht om die reden regelmatig schuttersstukken. In 1616 schilderde hij zijn eerste en in 1639 zijn laatste schuttersstuk. Deze vormen door hun veelzijdige gelaatsuitdrukkingen, de glimmende uniformen en de rijke kleurnuances het hoogtepunt in Hals’ oeuvre. Een voorbeeld hiervan is Het feestmaal van de officieren van het Kloveniersgilde (1627). Als je goed kijkt gebeurt er veel. Mensen zijn volop in beweging. Niemand lijkt stil te zitten of te staan.

Later is hij overgestapt op portretten. Hij schilderde de elite in al hun rijkdom en zelfvoldaanheid. Hij had veel mensenkennis, want dat zie je heel duidelijk in zijn schilderijen. Hij werd enorm gewaardeerd door zijn gevarieerde opdrachtgevers.

Afbeeldingsresultaat voor Frans Hals
Malle Babbe

Maar Frans Hals schilderde net zo lief gewoon mensen uit het volk. Zijn schilderijen ademden vaak vrolijkheid en uitbundigheid uit. Een voorbeeld hiervan is de Haarlemse dorpsgek Malle Babbe (1634), een vrouw uit het volk. Je ziet hoe meesterlijk Frans Hals in haar gezichtsuitdrukking laat zien dat ze anders is. De uil op haar schouder wijst erop dat ze misschien een heks is.

Heel bewust koos Frans Hals ervoor om een schilderij niet glad af te werken, zoals bijna al zijn tijdgenoten dat wel deden, maar probeerde er leven in te houden. Aangezien leven te herkennen is aan beweging, zorgde hij ervoor dat de kijker de indruk krijgt dat het portret in beweging is. Wie kijkt naar iets of iemand in beweging, ziet dat niet helemaal scherp. Je krijgt niet helemaal vat op wie of wat er beweegt. Je ziet vlekken, lijnen, stippen, grote kleurvlakken, niet alle details. En zo schilderde Frans Hals zijn portretten, vooral later, toen hij helemaal op dreef was. Hij was zijn tijd ver vooruit.

Pekelharing

Hij was ook een van de weinige schilders die heel geloofwaardig een lach met tanden kon neerzetten. Een voorbeeld hiervan is Pekelharing (1629). De meeste schilders die dit proberen maken er een grimas van, maar bij Frans Hals klopt alles precies. Een lach van een beschonken pias. Ook zijn tanden zijn nooit te nadrukkelijk aanwezig. Mensen hadden in die tijd vaak een slecht gebit, dus die tanden waren meestal bruinkleurig en niet wit zoals in onze tijd. In zijn latere schilderijen is hij minder kleuren gaan gebruiken.

In 1666 overleed de 84-jarige schilder in de stad waar hij zo lang heeft gewoond en gewerkt. In de oude Sint Bavokerk aan de Grote Markt in Haarlem ligt hij onder het koor begraven. Na zijn dood is er lange tijd geen aandacht meer voor hem geweest, maar in de 19de eeuw werd hij herontdekt door de impressionisten, die vooral door zijn zelfstandige, zwierige en losse penseelvoering en intieme, raadselachtige dramatiek werden getroffen.

Sinds 1862 is in Haarlem het Frans Hals Museum gevestigd. Het bestaat uit twee panden. Het moderne gedeelte is gevestigd in een prachtig oud pand op de Markt tegenover de Sint Bavokerk en het klassieke gedeelte zit in een monumentaal pand, waar voorheen het Oudemannenhuis was.

Mary van Loon

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.